DE SCHAPENGOD
Zojuist hadden hij en zijn vrouw de tweede vaccinatie ontvangen. Hun kon niets meer gebeuren. De gepensioneerde slager van het eiland zat met zijn vrouw, tevreden kijkend, op zijn goed in de verf zittende tuinbankje. De zon bescheen hun onberispelijk onderhouden huis en tuin. Rijen vakantiegangers, glimmend van de zonnebrandcrème, trokken aan hem voorbij. Hij dacht aan de talloze bouten, prijswinnende worsten, tongen en niertjes – producten waar hij trots op was en aan de tienduizenden dieren die hij in de loop van zijn lange leven had gekeeld. Terugkijkend, wist de slager zich voorgoed verlost van de kreten van dieren in doodsangst. Hij hoefde nooit meer met zijn laarzen door stront en bloed te banjeren. Hoe respectvol hij ook met de dieren was omgegaan en hoe secuur hij het mes ook had gehanteerd, de slacht was niet altijd vlekkeloos verlopen. Heimelijk keurde hij nu de passanten die naar het strand slenterden of ervandaan kwamen, daas door zee, zon en zand.
Sinds zijn pensionering stond hij nog steeds voor dag en dauw op om de routine van alledag te doorlopen: het bijvoeren van zijn hobby-schapen, het werken in de tuin en het lezen van de krant.
Op de oprit stond zijn tiptop verzorgde ferrarirode Goggomobil, het rieten koffertje achterop. Vanaf de corona-uitbraak reed hij het autootje elke ochtend achterwaarts de garage uit, om het er ’s avonds weer pruttelend in te rijden. Naast zijn zes rasschapen, die in het weitje achter het huis graasden, leefde hij alleen nog voor zijn Goggomobil en de jaarlijkse landbouwdag. Het hoogtepunt van het evenement was, behalve de stoomdorsmachine, de schapenscheerder in zijn te korte, korte broek. In een met touwen afgezette kraal keerde de schapenscheerder met blonde lokken, staalblauwe ogen en een gelooide huid, de amechtige schapen geroutineerd op hun rug en nam ze tussen zijn gespierde bronskleurige bovenbenen om ze met een enorme tondeuse van hun vacht te ontdoen. Vakantievierende vrouwen zagen zichzelf in gedachten onder handen genomen worden door de blonde ‘schapengod’, die de dames, de tondeuse in de aanslag, bij hun dijen pakte.
Hoe vaak had ook de slager niet onnatuurlijke gedachten gehad als het weerloze schaap afwachtend voor hem stond, voordat hij het vlijmscherpe mes over de keel van het dier haalde?
Zijn hele loopbaan had hij die onwelgevallige gedachten bestreden door te denken aan de zondagse kerkgang, zijn gezin en zijn klanten. Toegegeven, soms dreigde de verbeelding zijn leven over te nemen. Onlangs nog, toen hij liefkozend in de billen van zijn vrouw kneep en zij naar hem opkeek met de oogopslag van totale onschuld, had hij aan de kwaliteit van haar vlees gedacht. Niet dat hij haar ooit een haar zou krenken. Hij hield van haar, hij beschermde haar. Dat ze niet dachten dat hij een maniak was of een perverseling! Nee, hij deed niemand kwaad, zelfs zijn ergste vijand niet. Hij hield van mens en dier.
De voorbijtrekkende toeristen deden hem verlangen naar verre reizen met zijn Goggomobil waarvan nooit iets terecht was gekomen. Ooit had hij met zijn vrouw kriskras door Europa willen reizen, over hobbelige wegen, langs ravijnen en kolkende rivieren, om achter het IJzeren Gordijn in verboden gebieden te overnachten tussen ongeschoren donkerharige mannen en daar grote spiesen gegrild lamsvlees te verorberen. Teder legde hij zijn hand op de mollige dij van zijn vrouw en duwde zacht. Even bewogen haar mondhoeken. Ze schonk de met liefdevolle aandacht gezette koffie in. Ze genoten zichtbaar. De weduwe van de beroemde schrijver, die op het eiland woonde, reed stapvoets voorbij in haar goudkleurige Volvo. Ze groette het echtpaar uitbundig. Wat hadden ze het goed voor elkaar!
Gepubliceerd: NRC- 19-08-2021 – NRC schrijfwedstrijd
6.ZWEMBADGESPREKKEN_FUCKING MOOIE VROUW
7.HET VERZINSEL LEVEN – HET STADHUIS
9.HET VERZINSEL LEVEN – ER IS MEER TUSSEN HEMEL EN AARDE